De trans-Atlantische slavenhandel, de slavernij en het kolonialisme hebben de betrokken westerse landen en hun bevolkingen niet alleen materiële en immateriële rijkdom en macht opgeleverd, maar ook een voorsprong in ontwikkelingsmogelijkheden. Deze rijkdom, macht en voorsprong zijn gebaseerd op racisme, en met elkaar verbonden in een vicieus proces van wederzijdse beïnvloeding. Dit proces zorgt ervoor dat er geen einde kan komen aan de scheve groeiverhouding tussen de voormalige overheersende en overheerste landen en hun respectievelijke bevolkingen. In Nederland heeft dit tot gevolg dat het slavernijgeschiedenisbedrijf qua personeelssamenstelling en inhoud van het geschiedenisverhaal door witte erfgenamen wordt gedomineerd. Er is hier sprake van institutioneel racisme. Ik illustreer dit aan de hand van een besluit van de KNAW.
Door dit zichzelf reproducerend proces van witte dominantie is het voor zwarte historici vrijwel onmogelijk om te concurreren met hun witte collega’s. De witte erfgenamen krijgen niet alleen de meeste en beste baantjes, subsidies en onderzoeks- en journalistieke opdrachten, maar bezetten ook de meeste en beste functies in alle geschiedenisinstituten en aanverwante bedrijven.
Sinds de overheid ons enige zwarte kennisinstituut NiNsee dat onderzoek doet naar het slavernijverleden en haar erfenissen, in 2012/2013 vleugellam heeft gemaakt door haar geen jaarlijkse rijkssubsidie meer toe te kennen, hebben deze witte erfgenamen ook als enigen eigen wetenschappelijke onderzoeksinstituten en organisaties.
Een voorbeeld van deze machtsconcentratie vormt de KNAW. Deze institutenorganisatie telt tien witte organisaties en is het toonbeeld van wetenschappelijkheid. In 2012 heeft de KNAW geweigerd het wetenschappelijk deel van het NiNsee in haar gelederen op te nemen.
Ik vind deze afwijzing een voorbeeld van institutioneel racisme. Overeenkomstig de definitie van institutioneel racisme, lag het racisme niet in de aard van de afwijzing, maar in de gevolgen ervan. De KNAW had het beargumenteerd met neutrale wetenschappelijkheidscriteria waar het NiNsee niet helemaal aan voldeed. Het gevolg was echter wel racistisch want de zwarte historici werden gedupeerd en de witten bevoordeeld. Zij konden institutioneel versterkt en vanuit een monopolie positie in het gat stappen dat met het slopen van het NiNsee was ontstaan. Daar de overheid de reguliere witte instituten niet toegankelijk voor ons heeft gemaakt (reden waarom het NiNsee in 2002 was opgericht) heeft deze afwijzing de voorsprong van de witte historici nog verder vergoot. >