De ‘lepralijder’ uit ons collectieve geheugen kan erover meepraten; we kennen het nog steeds als scheldwoord. Naast angst voor besmetting is er ook altijd weerstand geweest tegen beperkende maatregelen. Dit jaar zijn we vooral bang of bang geweest voor dragers van het coronavirus. Onze regering kwam met een ‘intelligente’ lockdown.
Onhygiënisch
Omdat laatstgenoemde ziekte in China is ontstaan voelden veel mensen in Europa zich aanvankelijk gelegitimeerd om net wat vaker grappen te maken over Chinezen óf onverhuld datgene te zeggen wat ze onderbewust misschien altijd al dachten: Aziaten ‘krioelen’ maar wat door elkaar, ze zijn ‘onhygiënisch’ en straks zitten wij met de gebakken peren! Chinezen als gevaarlijke mensen dus. In veel westerse landen doken door de corona-epidemie anti-aziatische stigma’s op. De media deden daar verslag van -ook in Nederland- en terecht. Maar we mogen ‘de Chinezen’ niet aankijken op de verspreiding van een virus dat is overgesprongen van dier op mens. Laat staan de Europese Chinezen. Het is eerder de Chinese overheid die door haar aanvankelijke ontkenning en daarna gebrekkig crisismanagement verantwoordelijkheid draagt voor de epidemie. Excuses ware op haar plaats geweest.
Kruikenvirus
Om stigmatisering te voorkomen dienen we te letten op ons woordgebruik. Na de Chinezen waren het de Italianen die al te ‘lichtzinnig’ waren en ‘onbetrouwbaar’, om niet te zeggen ‘overspel’ pleegden. Maar toen het virus in Nederland arriveerde durfden we niet meer zo te denken. Eén dag was heel Nederland bang van Tilburgers en carnavalsvierders, daarna was het snel gedaan met al die verwijzingen naar herkomst. We spraken wel van Wuhan-virus, maar níet meer van Lombarden-virus, laat staan van de Tilburgse ziekte (kruikenvirus). We gingen ‘corona’ zeggen of Covid-19, want een besmettelijke ziekte houdt helemaal geen rekening met de afkomst van mens of dier, alleen maar met diens weerstand.
Pandemie?
Sommige besmettelijke ziekten kunnen wereldwijde pandemieën worden, zoals de middeleeuwse pest en de pokken. De pokken stak in 1951 in Tilburg opnieuw de kop op. Ook herinneren we ons nog de zogenaamde ‘Spaanse’ (1918) en ‘Mexicaanse’ (2009) griep. Lepra (melaatsheid) wordt in het rijtje van pandemieën nooit genoemd. Dat is niet zo gek, want het is weinig besmettelijk en dus nooit een pandemie geweest. Maar -veel analisten hebben er dit jaar al op gewezen- stigmatisering is zelf óók een soort epidemie, want het springt over tussen de hoofden van mensen, met extreme maatregelen van isolatie en afstand houden tot gevolg. Lepra (melaatsheid) is daar een goed voorbeeld van. Er was afschuw vanwege de uiterlijke kenmerken van deze ziekte. Melaatsen moesten in de middeleeuwen met een ratel van zich laten horen en in onze ‘Gouden Eeuw’ moesten leprozen een witte doek om hun hoofd binden om zich kenbaar te maken.
Nengrisiki
In Midden-Brabant kennen we lepra vooral uit de verhalen over pater Donders. Hij werkte in de 19e eeuw op de staatsleprozerie Batavia, een voormalige cacaoplantage. De verhalen blijken echter sterk gekleurd door de afzender -de medepaters- en hebben weinig van doen met de dagelijkse realiteit van de Surinaamse leprozen in die tijd. In de voormalige kolonie werd lepra wel de ‘negerziekte’ genoemd (Nengrisiki) en ook de ‘Jodenziekte’ (Dyusiki). Dit terwijl lepra toch echt geen erfelijke ziekte is en melaatsheid in de Europese cultuur van oudsher al een bekend fenomeen was. Steeds weer leggen mensen de oorzaak van een ziekte bij bepaalde groepen in de samenleving. Zij krijgen de schuld vanwege hun ‘natuur’ of vanwege hun slechte gedrag. Maar wat betekent dit voor die mensen?